De beurskrach van 1929, ook wel bekend als Zwarte Donderdag, markeert een van de meest dramatische financiële ineenstortingen in de geschiedenis. Aan het eind van de jaren 1920 beleefde de Amerikaanse economie een ongekende groei, waarbij de aandelenkoersen tot recordhoogten stegen. De optimistische stemming werd gevoed door technologische en productieve innovaties, evenals door de opkomst van massaconsumptie. Veel beleggers, zowel institutionele als particuliere, raakten ervan overtuigd dat de markten alleen maar verder zouden stijgen.
Deze euforie leidde tot wijdverbreide speculatie op de aandelenmarkt. Aandelen werden vaak gekocht met geleend geld, een praktijk die bekend staat als ‘kopen op marge’ of ‘margin trading’. Investeerders konden met een kleine eigen inleg grote hoeveelheden aandelen kopen, in de hoop dat de prijzen zouden blijven stijgen. Deze speculatie veroorzaakte een financiële bubbel, waarbij de prijzen van veel aandelen losraakten van hun werkelijke economische waarde. De waarschuwingssignalen, zoals de overmatige schuldenlast en een verzwakkende reële economie, werden grotendeels genegeerd. Zien we dit nu misschien ook gebeuren?
De Crash en de Gevolgen
De bubbel barstte op 24 oktober 1929, een dag die de geschiedenis inging als Zwarte Donderdag. Op die dag begonnen beleggers massaal hun aandelen te verkopen, wat leidde tot een scherpe daling van de koersen. De verkoopdruk nam toe toen banken en investeringsmaatschappijen probeerden de markt te stabiliseren door grote hoeveelheden aandelen op te kopen, maar dit bleek slechts tijdelijk effectief. De paniek bereikte zijn hoogtepunt op 29 oktober, bekend als Zwarte Dinsdag, toen de Dow Jones Industrial Average in één dag met bijna 12% daalde.
De gevolgen van de beurskrach waren enorm. Binnen enkele weken verdampte miljarden dollars aan vermogen, wat leidde tot een diepe economische depressie. Banken gingen failliet omdat ze grote verliezen leden op hun aandelenbeleggingen en omdat klanten hun geld massaal opnamen. Bedrijven werden geconfronteerd met een plotselinge inkrimping van de kredietverlening en zagen hun markten instorten, wat leidde tot massale faillissementen en werkloosheid. De consumptie kromp drastisch, wat de neerwaartse spiraal verder versterkte.
Grote Depressie
De beurskrach van 1929 had niet alleen een verwoestende impact op de Amerikaanse economie, maar leidde ook tot een wereldwijde economische crisis. De Grote Depressie die volgde, duurde bijna een decennium en had verstrekkende sociale en politieke gevolgen. Pas met de introductie van de New Deal in 1933 begon de Amerikaanse economie tekenen van herstel te vertonen. De depressie veroorzaakte massale werkloosheid, met in sommige landen werkloosheidspercentages boven de 25%. Bedrijven gingen failliet, banken stortten in, en miljoenen mensen verloren hun spaargeld en huizen.
De wereldhandel kromp drastisch, wat de economische ellende verder verergerde. Sociale onrust nam toe, en politieke extremen, zoals fascisme en communisme, vonden vruchtbare grond. Het was pas na de invoering van stimuleringsprogramma’s zoals de New Deal in de Verenigde Staten en de mobilisatie voor de Tweede Wereldoorlog dat de wereldeconomie begon te herstellen.
Wat gebeurde er met de goudprijs in deze periode?
In 1929 was de goudprijs 20,63 dollar per troy ounce. Deze prijs daalde in de eerste twee jaar na het uitbreken van de Grote Depressie tot 17,06 dollar in 1931. De oorzaak van deze daling waren de grote verliezen die op de beurzen werden geleden. Beleggers verkochten hun goudvoorraden om deze verliezen te compenseren.
Hoewel de goudprijs tussen 1833 en 1931 schommelde tussen de 19 en 21 dollar, steeg deze enorm snel van 17,06 dollar in 1931 naar 34,69 dollar per ounce in 1934. Deze stijging was het gevolg van de aanhoudende depressie, waardoor de markt op zoek ging naar een ‘veilige haven’. Daarnaast liet Groot-Brittannië in 1931 de goudstandaard los, waardoor de vraag naar goud toenam. Totdat de Verenigde Staten in 1971 de goudstandaard loslieten, bleef de prijs van goud rond de 34 tot 35 dollar per ounce.