In de provinciale tijd circuleerde de zilveren 1-gulden munt al, wat toen overeenkwam met een waarde van twintig stuivers. Deze zilveren gulden munt had een diameter van ruim drie centimeter, woog 10,6 gram en bestond uit hoogwaardig zilver (92%). Munten met dezelfde zilverinhoud werden ook geslagen voor de halve gulden (10 stuivers), 1/2 en 3 gulden, 2 gulden en 3 gulden.
1 gulden munt van zilver
Tijdens het bewind van Lodewijk Napoleon woog de 1-gulden munt 10,5 gram en bevatte hij 91% zilver. Onder Willem I werd de zilveren gulden munt vergroot tot 30 mm, woog 10,8 gram en bestond hij uit 89% zilver. Vanaf 1840, onder Willem I, werd de munt verkleind tot 28 mm, woog 10 gram en bevatte 94,5% zilver.
Guldens met minder zilver
Bij de introductie van Wilhelmina in 1922 daalde het zilvergehalte naar 72%. Onder Juliana in 1954 werd de munt verder verkleind tot een diameter van 25 mm en een gewicht van 6,5 gram. Het laatste reguliere zilveren guldenteken dateert uit 1967. Vanaf dat moment werden nikkelguldenstukken geïntroduceerd met dezelfde afmetingen, maar met een klein verschil in gewicht, namelijk 6,0 gram. Voorzichtigheid is geboden bij het identificeren hiervan.
Speciale gulden munten bij jubileum
Bij de troonsopvolging van Beatrix in 1980 werden 157 zilveren exemplaren van de speciale dubbelkopsgulden geslagen. In 2001 werden ter gelegenheid van de introductie van de euro 200.000 zilveren reguliere guldens geslagen, met een zilvergehalte van 92,5% en een gewicht van 7,1 gram. Ook zilveren versies van de speciale afscheidsgulden, herkenbaar aan de door een kind getekende leeuw, werden geproduceerd (7,1 gram, 92,5% zilver), maar in een beperktere oplage van slechts 360 stuks.
Gebaseerd op de vermelde zilverinhoud en gewichten, bevat een zilveren gulden met een jaartal tot en met 1917 maximaal 9,6 gram fijnzilver. Met de huidige zilverprijs van € 0,91 per gram, vertegenwoordigt zo’n munt een zilverwaarde van maximaal € 8,73, hoewel de verzamelwaarde hoger is. Voor de guldens vanaf 1922, die 7,2 gram fijnzilver bevatten, komt de zilverwaarde neer op € 6,55. De guldens vanaf 1954 zijn lichter en hebben een zilverwaarde van € 4,26.
Verzamelwaarde zilveren gulden
Voor guldens tot en met 1917 is de verzamelwaarde vaak hoger dan de zilverwaarde, afhankelijk van de kwaliteit en zeldzaamheid van de specifieke munt. Munten van Willem III tot en met Wilhelmina 1917 worden te koop aangeboden door munthandelaren voor prijzen variërend van €15 tot enkele honderden euro’s. Exemplaren uit 1850 en 1853 zijn zeer zeldzaam en daarom kostbaar.
Catalogusprijzen voor guldens van Willem II variëren van enkele tientjes tot enkele honderden euro’s. De guldens van Willem I variëren in zeldzaamheid en kunnen bij handelaren snel enkele honderden tot duizenden euro’s kosten. De oplage van guldens uit het tijdperk van Lodewijk Napoleon is onbekend, en de cataloguswaarde varieert van 1000 tot 35.000 euro. In 2011 is tijdens een veiling van de MPO een gulden uit 1810 verkocht voor ruim 17.000 euro.
